Happy End

Het Logboek van de Schipper 41
Parroquia San Mateo, Manta, Manabí, Ecuador.

Donderdag, 11
November 2021
00º57´225´´ Zuid, 080º48´37´´ West

Het mirakel was waar: The Ship of Fools staat bovenop het strand. Zevenenvijftig zeemijl ten zuiden van de evenaar en hondervijftig meter voorbij de Stille Oceaan.

Begin 2020. Het schip vaart naar Ecuador en gooit haar anker uit pal in het midden van een vissershaventje. Ze is er meteen het allergrootste schip. En meteen vaart er een delegatie van de havendienst langs om ons eruit te gooien. Het blijkt dat er een vergunning vereist is. We blijven aan de praat met verhalen over contacten met de gemeente voor een komende theatervoorstelling. Claudio, een zelfbenoemde scheepsagent, regelt min of meer de scheepspapieren. De regisseur Tolin komt uit Paramaribo en begint hoopgevende gesprekken met de directrice cultuur van de gemeente. Niemand heeft er ooit gehoord van het buurland Suriname. Een week later breekt de pandemie uit en wordt vanaf twee uur ‘s middags de avondklok ingesteld. De reis over de Stille Oceaan naar Australië wordt snel een illusie. Het einde van de wilde vaart. We worden verwend met de verse tonijn waarmee de vissers op hun kleine bootjes van hun nachtelijke reizen terugkomen. De scheepskat Moretti vindt het allang best.

Het duurt niet lang of de schipper wordt bij de Comandante ontboden. Deze havenmeester laat je twee uur lang antichambreren om je vervolgens te ontvangen in een smetteloos wit uniform met kleurrijke balken op zijn linkerborst. Hoe kan het dat we nog steeds in de vissershaven zijn? Dat we volgens zijn papieren in nood zijn binnengelopen en dus volgens internationale verdragen zo snel mogelijk moeten vertrekken. Ik protesteer, zeggende dat we weliswaar ongevraagd maar niet in nood zijn binnengetreden. Hij blijkt zich te vergissen met een Duits schip en vraagt, onder verontschuldigingen, hoe lang het ons belieft te blijven. Ik mompel April of zo en vertel hem over ons honderdjarig schip en over het fotoboek dat we zojuist over onze reizen gemaakt hadden. Hij wil er graag een hebben. Dat boek is het optimale visitekaartje want werkt beter dan een paspoort. Het blijkt dat de zus van zijn vrouw een groot ballarina was en of hij met zijn vrouw het schip mag bezoeken. Ja, natuurlijk. Door de pandemie komt daar niets meer van. En al gauw wordt de Comandante vervangen door een andere Comandante en dan weer een ander. Claudio de scheepsagent overlijdt aan covid en neemt de papieren in zijn graf mee. Het duurt niet lang of niemand weet meer hoe en waarom die oude haringlogger daar alsmaar blijft ronddobberen, middenin dat haventje. Ze ziet er steeds roestiger uit. De tonijnvissers zijn de enige met wie we in contact zijn. De scheepskat Moretti vindt het allang best.

De schipper grijpt de gelegenheid aan om eindelijk zijn koffers vol foto’s, flyers, affiches, krantenknipsels, scheepsdocumenten en souvenirs te ordenen. Dik dertig jaar wordt over de grote scheepstafel uitgespreid. Die kluif duurt maanden. Het wordt een race met wat hij denkt dat hernia is. En als hij dan eindelijk naar het grote ziekenhuis in de grote stad gaat blijkt de hernia een kwaadaardige tumor te zijn, zo dik als een vuistgrote aardappel die zich genesteld heeft rond drie wervels van zijn ruggegraat. Die wordt negen uur lang in het dure ziekenhuis weggepeuterd. Tegen het einde van 2020 geeft een Nederlandse arts een levensprognose van een paar maanden en met chemotherapie nog een paar maanden extra. Naarstig zoekt hij naar een mogelijkheid om het schip een nieuwe bestemming te geven. Op een strand? Op een eiland? Welke theatergroep is zo gek het te willen overnemen? Welke stad is zo slim om een honderd jaar oud schip op zijn strand te willen? Ondertussen rijdt hij rond in een rolstoel. Een eenzame Rus bewaakt het schip tegen onttakeling. Hij krijgt gezelschap van een hondje dat op een vissersschip van de buren geboren is en wiens sterkste kunstje blaffen is. Moretti vindt het allang best.

Begin 2021 zijn er vier ideeën over een mogelijke stranding. We praten met enthoustiate vrienden uit Galápagos maar twijfelen vanwege de te verwachten bureaucratische horden. De cineast German Berger onderhandelt met een Chileens stadje om tegelijk een soort docu-speelfilm te maken als zijn productie “Reis naar Narragonia” uit 2004. Daarmee zou het schip definitief het zogeheten Luilekkerland oftewel Narragonia bereikt hebben. Dan is er nog een theatergroep op een exotisch Hondurees eilandje in de baai tussen Nigaruaga en El Salvador. Maar de doorslag geeft het lef van twee actrices van de Ecuadoriaanse theatergroep Humor en Leven, die met deze onmogelijke naam de burgemeester van Manta weten te verleiden het schip te verwelkomen. Ze vertellen hem dat er een oude kapitein van een wereldberoemd theaterschip in een rolstoel beland is en dat hij zijn schip als theater op een strand cadeau wil doen. De burgemeester ruikt electoraal buskruit. Want op zes kilometer zuidelijk van de stad Manta ligt het armzalig buurtschap San Mateo, met vijfduizend zielen van voornamelijk vissers. Vijftien jaar eerder had de regering negen miljoen dollar uitgetrokken om voor deze gemeenschap een vissershaven aan te leggen. Maar de berekeningen ervan waren verkeerd en de splinternieuwe haven verzandde. Met laag water lopen de kinderen tussen de havenhoofden. De vis is trouwens ook op. Maar achter de pier vormde zich een enorm breed strand. De burgervader komt nu op het lumineuze idee om dat rommelige strandje om te toveren tot een chique Boulevard met het theaterschip als trekpleister. De planologische dienst komt met een doordacht ontwerp waarin voor het schip een speeltuin van tweeduizend vierkante meter wordt ingeruimd. Na jaren van vrije vaart wordt ze alsnog keurig ingekapseld tussen de parking en de eindhalte van de bus, tussen de vissersbootjes en de strandtentjes. Hoewel, dergelijke plannen laten vaak eeuwen op zich wachten voordat ze gerealiseerd worden.

Honderdvijftig zeemijl noordelijker krijgt de nieuwste Comandante na anderhalf jaar genoeg van dat verdwaalde schip in zijn haven. Ze hebben er geeneens documenten van. Hij waarschuwt de Kustwacht die het Ministerie van Defensie inschakelt die weer de Nederlandse autoriteiten op de hoogte stelt. Een inspectie verklaart het schip tot “niet in staat te varen noch te blijven”. Een vertrouwde burocratische paradox. Alweer aan de ketting. Hij begint te dreigen met zevenduizend dollar aan achterstallige havengelden en boetes. Ondertussen organiseren de actrices met een team van vrienden een hele dure crowdfunding die helaas niet de onkosten ervan opbrengt maar die wel het land ervan op de hoogte weet te stellen dat er een Hollands schip een reisje over het strand wenst te maken. Een theaterschip op het strand is een absolute primeur voor het land. Het is een uitgelezen kans op de sociaal-culturele ontwikkeling van een achtergestelde uithoek. Ook mijn chirurg van het ziekenhuis hoort ervan. De Comandante hoort ervan. De Vice-Minister van Cultuur hoort ervan en weet bij haar collega’s van Defensie ontheffing van de miezerige havengelden te versieren. De motor is in beweging en kan niet meer stoppen. De Provincie leent twee bulldozers CaterpillarD8 uit die elk veertig ton wegen. Niels, de trouwe scheepsmechanicus, komt uit Amsterdam om nog eenmaal vloekend de motor, kleppen, kranen en pompen te smeren. De Kustwacht komt het schip nog eenmaal inspecteren en maakt ons complimenten over de scheepsbel die veel beter klinkt dan die op hun eigen oorlogsbodem. De volgende ochtend vertrekt het schip op haar laatste reis, naar het vissersdorp San Mateo. Halverwege steekt ze de evenaar over, voor de eerste en laatste keer.

Daar wacht dan de állerlaatste reis, op wielen, honderdvijftig meter het strand over. Ingenieur Rafael had de klus voor dertigduizend dollar aangenomen. Hij mobiliseert groot materiaal en manschappen: vijftig arbeiders voorzien van een boel kabels en katrollen, stevige schoppen en twee karren. Normaal trekken ze met één zo’n kar een houten vissersschip omhoog maar voor de honderdtachtig ton ijzer worden er twee aangesleept en aan elkaar gelast. Met hun derdehands vliegtuigwielen zien ze er vertrouwd uit, net zo verroest en gammel als de oude haringlogger zelf. De twee bulldozers van de provincie worden op enorme vrachtwagens aangevoerd en maken een lang pad door het rulle zand terzijde te schuiven. Er wacht ons een comedie in drie akten. Bij hoogtij en ochtendgloren wordt de dubbele kar in zee gereden en vaart de schuit langzaam in het bed dat erdoor gevormd wordt, daarbij begeleid door vier bijbootjes, duikers en het kakafonisch gekakel van de arbeiders in de bootjes en op wal. Binnen een half uur klinkt het sein “Trekkeh” en komen de bulldozers in beweging. Ze gaat! Eß gat, eß gat! La Nave Va! Het schip wordt triomfantelijk tot de vloedlijn getrokken. Houzee! Ze rijdt veertig meter en dan breekt de kabel die een vierdehandje bleek te zijn. Ze blijft triomfantelijk op de vloedlijn steken en zakt steeds dieper in het zand.

De tweede akte duurt twee dagen. Er worden stenen en tropische balken aangevoerd om onder de wielen te steken – en bij nader inzien afgevoerd. Er komen, met iedere vergeefse poging, méér bulldozers bij. De werkers sjouwen iedere keer met nieuwe kabels. De verbinding tussen de twee karren raakt los, waarbij de tweede kar steeds dieper in het zand wordt getrokken. Het gekakel houdt twee dagen aan. De Gemeente, die de operatie met veel bombarie volgt, begint steed nerveuzer te worden. De politieke tegenstanders van de Burgemeester eisen drinkwater in hele stadsdelen in plaats van dit circusvertoon. De Provincie wil de uitgeleende bulldozers terug. Vanaf de stuurhut ziet de schipper nieuwsgierig en meewarig het gewemel aan. Hij is gerustgesteld omdat het schip nooit meer terug in zee kan worden geduwd. Operatie geslaagd. Over het dek weergalmt de opera Mefistofele. Nog eventjes schittert The Opera Ship. De cirkel is rond. ‘s Nachts, met hoogtij, klotst en buldert het water tegen het schip aan. De schipper slaapt uitstekend.

Op de derde dag klautert de ingenieur met zijn adjudanten voor crisisberaad langs de touwladder aan boord. Ze besluiten het schip met katrollen en een enorm lange kabel vanuit een vast punt in het dorp op te trekken . Ze besluiten twee extra bulldozers in te zetten die aan de zijkant gelijktijdig de tweede kar aantrekken. Na afloop smeekt Rafael mij om het schip los te laten, te laten gaan. Ik antwoord dat niet ìk het schip vasthoudt maar dat het schip zelf de zee niet wil verlaten. De honderjarige dame kan immers nog met gemak naar Australië! De zestigjarige motor heeft er ook geen enkel probleem mee. Maar toch, door overmacht is het een zee teveel en een woestijn te ver. En daarna ging het snel. Eenmaal losgetrokken uit de zompige bodem glijdt het schip zachtjes over het spoor dat de graafmachines al hadden getrokken. Dat de lange kabel in een der rubsbanden nog klem raakt en breekt zorgt voor maar miniem oponthoud. We wisten al dat we het konden. Roeff, roeff, naar voren. Happy end. Een hele dure voorstelling maar zeer memorabel, temeer omdat het schip weer op wielen rijdt en daarmee terugkeert naar haar historische oorsprong als wielschuit of scheepswagen, oftewel de meest uitgelaten kar van de karnavalsparade. Bij aankomst hoog op het strand laten we voor de laatste keer het anker vallen dat, toch nog onverwacht, een doffe plof gaf waar we gezien het gewicht van het historisch moment stiekem de meest uitbundige plens gehoopt hadden. Het is een hele troost dat het schip eindelijk in zijn volle glorie te pronken staat want we hebben haar monumentale omvang en haar mooiste vormen altijd zorgvulfig onder de zeespiegel weten te verstoppen. Haar steile steven als de kaarsrechte neus van Cleopatra en haar geveegde kont als het gewelfde achterwerk van Donald Duck.

Dan laten we de monumentale trap zakken die langszij stuurboord als een middeleeuwse ophaalbrug van de giek hangt. Op mijn zondagse klompen daalt de schipper de treden af. Hij verlaat als laatste het schip en omhelst, onder applaus, de ingenieur. Hij had zich als de paus languit op het strand willen werpen maar zijn stramme knieen en rug staan dat niet meer toe zodat hij de ingenieur om een handvol zand vraagt. Er volgt een eindeloze sessie zelfies met de nieuwe dorpsgenoten, die dankbaar met el Capitán poseren als met een halve heilige. De burgervader gaf op de sociale media al het voorbeeld. Het is niet het schip, dat monumentaal is, het is de adel van zijn hart, zijn goedheid, de levens die hij zal veranderen door middel van kunst. Een goedgelovig volk. Bij het jaarlijks dorpsfeest een paar dagen later suist de buitengewoon goed geoliede verkiezingsmolen van de burgemeester langs. Ik ging er met de rolstoel heen. Blauw-witte stadsvlaggetjes, bombastische toespraakjes, peptalk, het volkslied, een gelikte videopresentatie en een gelikt zangeresje. Aan verdienstelijke buurtgenoten deelt hij oorkondes uit. Ik krijg er ook een. Last but not least. Daarvoor hijs ik me uit de rolstoel. Tjak-tjak, op klompen en in een blauw kostuum met een motief van rode tulpen. Grijns-grijns, foto-foto. Ik heb met hem mijn schip geruild tegen een dixi-schijthuisje waarvan we de huur zelf moeten betalen. Die parkeren we zoveel mogelijk onzichtbaar achter het schip. De buurvrouw Mercedes, de uitbaatser van de eerste strandtent, vertelt dat haar overgrootvader August een Amerikaanse zeeman was die in het dorp strandde en nooit meer weg ging. We zijn thuis. Moretti is in het paradijs, met een kattebak zo groot als het strand. Levens zullen veranderen, dankzij de kunst. Met humor en leven. Toen ik op het punt stond om naar Nederland terug te keren kwamen een tijdig gewaarschuwde Miss San Mateo en haar Vice-koningin langs, beide met brede sjerpen, voor een afscheidskusje.